Annet Schaap over Krekel
Was er een beeld of gevoel dat als inspiratie diende voor Krekel?
Er zijn altijd allerlei dingen die met elkaar de inspiratie voor een nieuw boek vormen.
Vijfentwintig jaar geleden heb ik al eens een theaterstuk geschreven dat gebaseerd was op het sprookje ‘De wilde zwanen’ van Hans Christian Andersen. Dat vond ik altijd zo’n mooi verhaal, over Eliza die haar broers bevrijdt van de vloek van hun boze stiefmoeder, door truien te breien van brandnetels.
Mooi en passend: om het kwaad af te wenden door iets te doen wat akelig en moeilijk is, wat nutteloos en meisjesachtig lijkt, wat niemand ziet en waar niemand in gelooft… en wat uiteindelijk toch helpt.
Ik wilde graag nog eens over Eliza schrijven, en ook over haar jongste broertje. Ik zag ze telkens voor me: samen verdwaald, op weg naar iets wat ze zelf nog niet helemaal snappen.
Toen ik hier al een tijdje mee bezig was, ving ik een keer een gesprek op in een restaurantje, waar een vader op zijn dochter in zat te praten. Hij wilde graag met haar en zijn nieuwe vriendin op reis door Amerika. Maar zijn dochter had daar helemaal geen zin in. De vader liet het meisje nauwelijks aan het woord komen, luisterde niet naar wat ze zei, en ging maar door over hoe geweldig het allemaal zou worden, als zij nou maar zou doen wat hij wilde. Uiteindelijk gaf ze maar toe. Wat kon ze anders doen?
Daar wil ik ook over schrijven, dacht ik toen. Over hoe volwassenen zo vaak hun eigen belang laten voorgaan op dat van hun kinderen. En die kinderen dan vertellen dat ze het eigenlijk allemaal voor hun doen…
En ook de reis die ik in 2012 maakte met mijn Canadese man Tom en ons zoontje Jonas die toen een jaar of twee was, heeft een rol gespeeld. Tweeënhalf jaar hebben we toen met auto en camper door Canada, Amerika en Costa Rica gereisd. Dat was een enorm avontuur voor me, ik had zoiets nog nooit meegemaakt: die enorme landschappen, luchten, vlaktes, zeeën, waar we met ons drieën in ons veilige huisje doorheen trokken.
Dat reizen en die landschappen zijn ook heel erg in dit boek terug te vinden.
Krekel speelt in de wereld van Lampje. Waarom heb je op deze wereld voortgeborduurd? En waarom heb je ervoor gekozen om juffrouw Amalia een belangrijke plek te geven?
Ik wilde in eerste instantie een verhaal schrijven dat heel anders zou zijn dan Lampje. Ik had bedacht dat het in deze tijd zou spelen, met motels en parkeergarages en zo, waar Eliza en Krekel dan in rond dwaalden.
Maar toen kwam juffrouw Amalia in mijn hoofd. Iemand had in het tijdschrift Literatuur zonder Leeftijd over haar geschreven dat ze star is en onsympathiek en dat ‘in haar kennelijk geen vrije geest huist’.
Opeens dacht ik: Is dat wel echt zo? Zit er onder al die starheid en dat fatsoen niet ook iets anders?
In mijn verbeelding zag ik haar staan op haar balkonnetje en uitkijken naar de zee in de verte… En toen wilde ik opeens ook zo graag over haar schrijven, haar misschien een beetje laten veranderen… Zou dat niet leuk zijn?
Met die gedachte kwam het idee om dit verhaal zich toch weer in de wereld van Lampje te laten afspelen. Ik miste die wereld ook, ik had het allemaal zo sterk voor me gezien: het kleine stadje in de duinen, de haven, de zee, het grote land erachter.
Als Eliza en Krekel daar nou eens rond zouden lopen? En ook in het winkeltje van meneer Rozenhout terecht zouden komen, juffrouw Amalia tegen zouden komen, en later ook andere personages…?
Het was heerlijk weer over die wereld te schrijven en ook over juffrouw Amalia: om haar meer te laten zijn dan een nare ouwe schooljuffrouw, iemand van vlees en bloed, die langzaam een beetje waarachtiger en heldhaftiger wordt.
Eliza en Krekel ontwikkelen zich sterk in het verhaal. Kan je daar iets meer over vertellen en wat kan de lezer leren van deze veranderingen?
In een goed verhaal ontwikkelen de hoofdpersonages zich altijd natuurlijk. Ze groeien en leren door wat ze allemaal overkomt.
In het begin van het boek Krekel is Eliza degene die voorop loopt. Ze moet wel, omdat niemand anders het doet. Ze is op zoek naar haar oudere broers, ze wil weten wat er met ze gebeurd is, en uitvinden hoe ze haar familie weer bij elkaar kan krijgen.
Ze is gewend om er als meisje maar weinig toe te doen, en om niet op zichzelf te vertrouwen. Maar meer en meer leert ze om dat wel te doen… Tegen de storm, tegen de wind, tegen wat iedereen zegt en vindt.
Haar broertje Krekel laat het allemaal maar met zich gebeuren, hij heeft niemand anders dan Eliza. Als ongewenst kind probeert hij meestal om er zo min mogelijk te zijn. Maar in de tweede helft van het verhaal kruipt hij achter Eliza vandaan, en is hij het die het voortouw gaat nemen, voorop gaat lopen en dingen gaat doen die hij eerder absoluut niet durfde.
Lampje werd niet alleen door jongeren gelezen, maar ook juist door heel veel volwassenen. Was dat een verrassing? En verwacht je dit bij Krekel ook?
Ik vond dat wel een fijne verrassing. Ik schrijf mijn boeken toch vooral voor mezelf, met in gedachten de boeken die ik zelf als kind het liefste las: spannende verhalen, waar je door meegenomen wordt, soms grappig, soms droevig, met waarachtige personages, kinderen én volwassenen, met wie je kunt meeleven. Van wie je, in het beste geval, kan gaan houden.
Het was erg fijn om van kinderen en volwassenen te horen dat ze op die manier van Lampje hielden.
Ik hoop heel erg dat het me met Krekel gelukt is om weer zo’n boek te schrijven, en dat iedereen die het leest (kind, jongere, volwassene, bejaarde…) mee zal kunnen leven met het verhaal van Krekel en Eliza. En de andere personages.